Als ik toch eens rijk was! ‘In het Chinees is er geen verschil tussen het woord voor kans en mogelijkheid.’ Als hij voor het eerst binnenkomt, vind ik hem terughoudend. Iemand die zojuist is toegetreden tot de categorie der veertigers en meer dan vijftien jaar trouwe dienst bij zijn huidige werkgever (een heel groot bekend bedrijf) heeft vol gemaakt, staat op straat door reorganisatie.
Onzeker. Teleurgesteld. Als ik hem vraag wat het voor hem betekent, komen er allerlei zaken los. Aan de ene kant vindt hij het allemaal niet zo erg. De bezieling was er de laatste paar jaar toch al niet meer zo. Wat hij leuk vond, was al eerder weggefilterd. Hij was zelf nog niet weggegaan, omdat vooral de arbeidsvoorwaarden van zijn huidige werkgever ‘goudgerand’ waren. “Zo’n werkgever vind je niet zomaar weer, toch?” Ook nu, nu hem verteld is dat zijn dienstverband zal eindigen, is er een sociaal plan van toepassing dat ik maar zelden zó aantref. Hij kan nog anderhalf jaar in dienst blijven, met behoud van salaris, en krijgt dan nog eens anderhalf jaarsalaris mee. Maar hoe moet het nu verder? Hoezo verder, wil ik weten? Hij vertelt me van zijn huis, gezin en vooral zijn hypotheek. Hij maakt zich zorgen.
Na de periode genoemd in het sociaal plan wacht immers de WW? Bij het noemen van deze afkortingen worden zijn pupillen nog groter dan ze al zijn. Na enig praten, waarin ik hem erop wijs dat met zijn zeer gangbare en gewilde HBO-opleiding in feite de wereld aan zijn voeten ligt, vraag ik hem of hij ook voordelen ziet aan de situatie. Hij ontspant en begint te praten: “Voordelen, nou ja, nee, of toch, tja, hoe bedoel je? Dat ik het er maar eens goed van moet nemen?” Ik vraag hem of hij er wel eens van gedroomd heeft schatrijk te zijn en zijn leven te kunnen slijten tussen het ene lusthof en het andere (wie heeft daar nou nooit van gedroomd)? Dan valt het kwartje en hij vertelt: “Vroeger dacht ik wel eens: ik moet zoveel geld zien te verdienen dat ik vanaf mijn veertigste ‘binnen’ ben. Dan zou ik allemaal leuke dingen kunnen doen. Alleen heb ik er nooit over nagedacht wat die dan voor mij zouden kunnen zijn, ‘leuke dingen’.”
In een vervolggesprek begint hij mij te vertellen over vroeger. Zijn vader droomde er vaak van zich ooit in Amerika te vestigen. Dat is er door allerlei redenen nooit van gekomen. Hij ziet nu plotseling zijn kans: “Dat is nou één van de zaken die ik zou doen als ik schatrijk was.” Nadat ik hem gevraagd heb wat hem tegenhoudt, besluit hij kordaat: “Niets”, en een maand later zit hij met pa in het vliegtuig. Later vertelt hij me dat hij met zijn zoontje een week heeft gekampeerd, gewoon ‘mannen onder elkaar’. Daar had papa vroeger door zijn werk nooit tijd voor...
We kijken elkaar geëmotioneerd aan en grinniken. De ontspanning die dat brengt, maakt ook onze gesprekken anders. Het krampachtige zoeken, met daarbij vooral zekerheid en rechtspositie als uitgangspunt, staat niet meer met stip op één. Een gevoel van ‘komt tijd, komt raad’ krijgt nu ook een kans. ‘Nog iets doen met zijn talenten in een andere omgeving, met meer individuele mogelijkheden om zelf het werkproces gestalte te geven’, dat is zijn wens. In januari aanstaande start hij als medewerker of als maat, daarover moeten we nog spreken, van een adviesbureau. Net een baan voor hem.
Auteur: Herman Leusman